Werkingsprincipes van kunstmestzaaimachines.
Voor aanvang van de werkzaamheden dient elke kunstmestzaaimachine op de gewenste zaaihoeveelheid per hectare te worden ingesteld. De zaai-insteleenheden zijn ingesteld volgens de tabel in de gebruikershandleiding van de zaaimachine. De hoeveelheid kunstmest die daadwerkelijk door de zaaimachine wordt gezaaid, wordt gecontroleerd door de zgn. schot test. Hiervoor wordt de zaaimachine stationair aangedreven en wordt de hoeveelheid op de plaat uitgestrooide kunstmest gewogen. Als de na de test gewogen hoeveelheid mest afwijkt van de gewenste hoeveelheid, dan moet de instelling van de zaaihoeveelheidregeleenheden dienovereenkomstig worden gewijzigd, volgens het type zaaimachine - volgens de opmerkingen in de gebruikershandleiding. Als de meststof vochtig en klonterig is, dan moet het worden geplet in een speciale molen of molen.
De poging moet zo lang worden herhaald, totdat door verandering van de breedte van de zaaigleuf of de overbrengingsverhouding van de tandwielen in het aandrijfsysteem de te zaaien hoeveelheid kunstmest dicht bij de gewenste komt. De acceptabele afwijking van de norm is 3-5%. Soortgelijke berekeningen kunnen worden gemaakt voor elke andere zaaihoeveelheid per hectare bij gebruik in de tweede of vierde versnelling van de tractor. Tijdens de zaaimachinetest in het veld moet de aangegeven hoeveelheid kunstmest in de zaaimachinebox worden gegoten en gecontroleerd, door het gezaaide gebied te meten, of het overeenkomt met het vereiste veldoppervlak volgens de zaaistandaard.