Het hulpmiddel controleren
Trap het rempedaal meerdere keren in, wanneer de motor niet draait, om restvacuüm uit de servo te verwijderen.
Houd het rempedaal ingetrapt en start de motor.
Een waarneembare val van het pedaal laat zien dat de kracht van de servo is gegenereerd en dat de servo efficiënt is. Als het pedaal niet valt, deze schade dient gezocht te worden in een lekkende aansluiting van de vacuümslang, in de keerklep of in de booster.
Een beschadigde vacuümleiding vervangen, Demonteer de stompen bij het ondersteunende apparaat en bij de vacuümpomp (geldt voor de motor 1,6 D) of ontkoppel van het inlaatspruitstuk (geldt voor motoren 1,2 I 1,3). Vervangende kabels worden alleen geleverd met een geweven hoes en moeten daarom na installatie worden vastgezet met kabelbinders.
Bovenstaande instructies gelden ook voor het vervangen van de keerklep. De pijl op het klephuis moet naar de aanzuigbuis wijzen. Alle kabelaansluitpunten moeten volledig luchtdicht zijn.
Controleer ten slotte de werking van de booster.